Zomerstage communicatie en redactie
In je zomervakantie schrijfervaring opdoen én de wereld verbeteren? Solliciteer dan nu bij Het Actiefonds!
In je zomervakantie schrijfervaring opdoen én de wereld verbeteren? Solliciteer dan nu bij Het Actiefonds!
We bieden een werkervaringsplek aan op onze communicatieafdeling. Je doet research en bedenkt invalshoeken voor online artikelen, schrijft artikelen, maakt reportages van gesteunde acties, doet de social media redactie en ondersteunt de communicatieafdeling bij het opzetten van campagnes. Lijkt dit je wat? Bekijk dan snel de vacature en reageer voor 25 mei!
De bewoners van een beschermd natuurpark in Valbona, Albanië strijden voor het behoud van het gebied. Dat wordt bedreigd door de bouw van illegale waterkrachtcentrales, die schadelijk zijn voor de biodiversiteit en negatieve gevolgen hebben voor het opkomende ecotoerisme in de omgeving. En dus voor de inkomsten van de bewoners, die bijna volledig afhankelijk zijn van ecotoerisme. Nu zijn de actievoerders aangeklaagd door het private bedrijf dat verantwoordelijk is voor de bouw van de centrales.
Alle actievoerders hangt nu een boete van 20 miljoen Lek (ongeveer 150.000 EUR) boven het hoofd. Het bedrijf Gener 2 zegt reputatieschade te hebben opgelopen door de protesten en eist daarvoor een schadevergoeding. Een typisch geval van een SLAPP procedure (Strategic Lawsuit Against Public Participation) om activisten te intimideren en de mond te snoeren. Het doel is niet om de rechtszaak te winnen, maar om angst te zaaien, actievoerders uit te putten en op kosten te jagen. Een verschrikkelijk middel van bedrijven om kritiek te laten verdwijnen uit de publieke ruimte.
Het Actiefonds blijft de actievoerders van grassrootsorganisatie Toka steunen. Steun jij ze ook?
Het geld dat Het Actiefonds reserveert voor spoedaanvragen dreigt op te raken. We hebben jouw hulp nodig om urgente acties te kunnen blijven steunen!
Soms krijgen we bij Het Actiefonds een zogenaamde spoedaanvraag binnen. Denk aan een aanvraag voor een antifascistische tegendemonstratie, wanneer een extreemrechtse groep plotseling een manifestatie aankondigt. Of er is geld nodig voor mobilisatie en protest wanneer er op korte termijn een sociaal centrum ontruimd dreigt te worden.
Met een spoedaanvraag kan een groep maximaal 250 euro aanvragen. Omdat er haast bij is, gaat zo’n aanvraag niet eerst naar een sectievergadering, maar wordt deze meteen besproken binnen het team van Het Actiefonds. Vaak al op de dag dat de aanvraag binnenkomt. Er wordt dan zo snel mogelijk een beslissing gemaakt.
De afgelopen maanden kregen wij enorm veel spoedaanvragen. Dat is op zich heel goed, want er wordt dus veel actie gevoerd! Maar dat betekent ook dat de pot voor spoedaanvragen in een rap tempo leegloopt. Sterker nog, er is bijna niets meer over voor de rest van het jaar.
We hebben daarom jouw hulp nodig om deze pot weer aan te vullen en zo weer nieuwe, urgente acties te kunnen steunen! Alle kleine beetjes helpen. Met tien euro kan er bijvoorbeeld al verf worden gekocht voor een spandoek. Doneren kan via deze pagina! Help je mee?
Het Actiefonds kantoor gaat verhuizen naar een nieuwe locatie! En dat betekent dat we moeten ruimen. Ons huidige kantoor staat vol met kasten, boeken, ICT-apparatuur, whiteboards, stoelen, kleine kantoorartikelen, t-shirts, LP’s en nog veel meer wat we niet mee kunnen nemen.
Daarom organiseren we een yard sale! Kom langs, neem mee wat je kunt gebruiken en doneer naar eigen inzicht aan Het Actiefonds. Aan minderbedeelden of groepen die het goed kunnen gebruiken geven we het trouwens natuurlijk graag weg voor niets.
Jij blij met nieuwe spullen, wij blij dat we extra actiegroepen kunnen steunen.
Kom op vrijdag 11 mei tussen 15:00 en 17:00 langs en kijk of er wat voor je bij zit! Ons adres is Wittenstraat 43-45 in Amsterdam.
Al sinds het bestaan van de organisatie steunt Het Actiefonds groepen die strijden voor arbeidsrechten. Vandaag de dag strijden we nog steeds tegen ongelijke lonen en discriminatie op de arbeidsmarkt. Zo hielpen we jonge meisjes in Zuid-India opkomen voor een minimumloon en betere arbeidsomstandigheden in hun werk als sigarenrollers. In Indonesië steunen we protesten tijdens de Dag van de Arbeid, voor gelijke lonen en tegen discriminatie op de arbeidsmarkt. Maar niet alleen in het buitenland is dwangarbeid een probleem.
Recentelijk worden er steeds meer onderzoeken gepubliceerd over arbeidsuitbuiting in ons eigen land, en de resultaten liegen er niet om. Tuinbouw, huishouding, restaurants, haven- en bouwplaatsen maar ook grote bedrijven maken zich schuldig aan uitbuiting, zo blijkt uit onderzoek van De Groene Amsterdammer en Investico. Zo zijn magazijnmedewerkers van de Albert Heijn veelal Oost-Europese, goedkope arbeidskrachten. Zij draaien overuren voor weinig geld en delen kleine kamers zonder verwarming en nauwelijks meubilair. Het internationaal uitzendbureau OTTO werft deze migratiearbeiders voor Albert Heijn uit verschillende delen van Europa waar de werkloosheid onder jongeren groot is; denk aan Roemenië, Bulgarije en ook Spanje. Eenmaal in Nederland aangekomen blijkt het werk voor Albert Heijn toch niet zo rooskleurig. Veel medewerkers vertellen in dit onderzoek over hun ervaringen, bijvoorbeeld hoe basale arbeidsomstandigheden niet worden nagekomen, zoals het recht je ziek te melden zonder het risico te lopen ontslagen te worden, torenhoge huur voor de erbarmelijke huisvesting en hoge normen voor het distributiepersoneel waardoor er een veel te hoge werkdruk ontstaat. Uiteindelijk houden deze ‘flex-arbeiders’ weinig tot niks over aan dit werk. Dit onderwerp, ook wel ‘moderne slavernij’ genoemd, klonk bij de redactie van Het Actiefonds maar al te bekend in de oren.
Ongeveer twintig jaar geleden voerde Het Actiefonds (toen nog XminY) samen met Stichting Opstand acties tegen moderne slavernij in eigen land. Stichting Opstand werd in 1987 opgericht en was een collectief dat onderzoekt deed naar armoede binnen het kapitalistische systeem. In Amsterdam waren enorm veel migranten-arbeiders het slachtoffer van arbeidsuitbuiting, lage lonen en lange werkdagen bij illegale naaiateliers voor grote confectiehandelaren. Onder leiding van Chris Huinder, toenmalig projectcoördinator bij Het Actiefonds, werd C&A genoemd in de publicatie ‘Kolonievorming in het Westen: hoe armoede georganiseerd wordt’, als één van de grotere Nederlandse kledingmerken die deze naaiateliers gebruikten bij het maken van goedkope kledingstukken. Kort na de publicatie ontving Het Actiefonds brieven van dure advocatenkantoren die C&A vertegenwoordigden en eisten voor verwijdering van de benoeming van C&A in de publicatie. Het Actiefonds had hen immers publiekelijk aan de schandpaal genageld. Dit was het begin van een langdurig moddergevecht in de media, waar de kranten kopten met titels als: ‘C&A wast handen in onschuld’. C&A bleef in ontkenning en dreigde in 1989 zelfs met een proces tegen Stichting Opstand en Het Actiefonds. Zelfs na een onderzoeksrapport van SOMO (Stichting Onderzoek naar Multinationale Ondernemingen) bleef C&A persvoorlichter Paul Remarque volhouden dat C&A onschuldig was en niet verantwoordelijk voor ’19-eeuwse uitbuitingspraktijken’. De feiten weerlegden echter C&A’s beweringen. SOMO onderzocht dat C&A werkt met ‘tussenhandelaars’, waardoor zij niet direct werken met de illegale naaiateliers. Zij dekten zich in door te zeggen dat zij hun tussenhandelaars erop wijzen geen handel te drijven met de illegale naaiateliers. Desalniettemin biedt C&A zulke lage productieprijzen dat de ingehuurde onderneming wel weet dat het alleen maar met de goedkope naaiateliers kan werken.
“Tevens willen we laten zien dat armoede geen natuurverschijnsel is, dat iemand kan treffen, maar dat armoede op grote schaal georganiseerd wordt. We steken dan ook een beschuldigende vinger uit naar het bedrijfsleven en de overheid, die zwaar medeverantwoordelijk zijn voor de ontstane en nog altijd groeiende armoede” (voorwoord Hans Krikke en Fred Berga – Stichting Opstand)
Tot de jaren ‘80 was het subsidiëren van binnenlandse sociale bewegingen nog niet veel aan de orde onder ngo’s en fondsen. Veel geld werd geïnvesteerd in basisgroepen en bevrijdingsbewegingen in ‘derdewereld landen’ . Sinds het begin van Het Actiefonds heeft het een deel van het budget vrijgehouden voor groepen in Nederland. Het steunen van groepen die helemaal geen band had met ontwikkelingslanden werd in die jaren nog niet veel gedaan, we wonen immers is een heel ‘ontwikkeld’ land, toch? Maar Het Actiefonds en Stichting Opstand vonden dat armoede in ons eigen land beter onderzocht moest worden en dat de wereld als een economisch, politiek en sociaal geheel moet worden gezien. Zij spraken nadrukkelijk over de positie van de laagste klasse van de westerse samenleving, zij noemden dit ‘stille armoede’ om dat het ging over de meest onzichtbare en gemarginaliseerde groep binnen onze samenleving.
Deze armoede wordt in stand gehouden en zelfs vergroot door het voortdurende kapitalistische systeem waarin kapitaal wordt gecentraliseerd en productie wordt gedecentraliseerd. Multinationals besteden zoveel mogelijk van hun productie en arbeid uit, waardoor zij alleen de macht over het kapitaal behouden. Zo besteedde C&A hun productie uit aan toeleverende bedrijven voor een zo laag mogelijke prijs waardoor de productiekosten extreem laag gehouden konden worden door de concurrentiedruk. Om deze orders te kunnen leveren voor een lage prijs werken toeleveringsbedrijven met informele bedrijven, ‘sweatshops’. Dit kun je vergelijken met de lage productiekosten van de magazijnen van Albert Heijn waar groepen arbeiders onder leiding van ploegbazen voor een zo laag mogelijke inkomen, in een zo kort mogelijke tijd, zoveel mogelijk moeten doen. In 1988, toen de publicatie van Stichting Opstand en Het Actiefonds verscheen, ging moderne slavernij niet om de productiearbeiders van Albert Heijn, maar om gastarbeiders in Sweatshops in Hackney (Londen) en Amsterdam maar ook over uitbuiting onder schoonmakers op Schiphol.
De informele productie in confectie groeide in de jaren tachtig, in de confectie-industrie in Amsterdam werkten in die tijd zo’n 7.500 mensen. Van deze productie in confectieateliers was 40 tot 60 procent informele productie, hierover werd dus geen belasting of sociale premies betaald, volgens een onderzoek van Bloeme en Van Geuns van de universiteit van Amsterdam.
“Adnan, die in een van de ateliers als stikker werkt, schetst het geheel zo: “De situatie in de ateliers is slecht, zeer slecht. In een ruimte veelal een huiskamer, staan 10 tot 15 industriële naaimachines. Gemiddeld werken er 10 of 15 mensen, ook kinderen inderdaad. De ouders nemen hun kinderen gewoon mee. Het is er stoffig. Ventilatie ontbreekt. Het loon wordt per week betaald. Een dag werken is 10 uur werken. 12 uur komt ook voor. En als de opdrachten groot zijn en er is haast bij, dan wordt er desnoods 17 uur gewerkt. Overwerk wordt vaak niet uitbetaald. Je krijgt gewoon een vast bedrag. Protesteren helpt niet. Omdat je zo op straat staat. Er is geen organisatie en je loopt voortdurend het risico opgepakt te worden door de politie. Bij de opdrachtgevers zitten grote namen. C&A bijvoorbeeld. Zij weten dondersgoed wat er gebeurt in de ateliers, omdat zij weten welk voordeel zij ermee kunnen doen. Zij spelen ook nog de ateliers tegen elkaar uit. Hoe feller de concurrentie, des te lager de prijzen. En des te hoger de winsten. Maar ook des te slechter het loon en de arbeidsomstandigheden.” (uit: Kolonievorming in het Westen, p. 53)
Toen de media én de politiek de aandacht hadden voor het probleem van illegale naaiateliers, kon er nagedacht worden over oplossingen en verbeteringen voor de arbeidsomstandigheden van deze arbeiders. In 1990-91 werd het Solidariteitscomité Illegale Confectie Arbeiders (SKIKA) opgericht die de belangen van de werknemers behartigde SKIKA benaderde Het Actiefonds en samen met Stichting Opstand vormden zij OKIKA. Samen met de Opstand en SKIKA kwam Het Actiefonds met 3 eisen:
Op 3 april 1989 werd er een beleid in de Vakraad aangekondigd waarmee via ‘waarborgverklaringen’ de confectiehandelaren konden bewijzen dat zij de kleren bij legale bedrijven hebben laten maken. Een tweede afspraak kwam met de politie, die de illegale ateliers moest gaan oprollen om vervolgens de arbeiders weer terug te sturen. Vervolgens zou er een opleiding aangeboden worden aan de legale, Nederlandse werkzoekenden om in de confectiebranche te gaan werken. De werkelijkheid pakte natuurlijk anders uit. Van alle legale studenten wilde de meesten doorstuderen en zeker niet in een confectieatelier gaan werken. Van de 80 mensen die in 1989 in een confectieopleiding zaten, gingen er 12 in een atelier werken. In 1990 waren dit er 8 (uit: NRC, 1991). Twee jaar na dit ‘3 april beleid’ zouden 15 legale atelierhouders het werk moeten overnemen van 3000 illegalen die het werk van 6000 mensen aan het doen waren.
In 1993 werd het wetsvoorstel voor ketenaansprakelijkheid met grote instemming ontvangen in de Tweede en Eerste Kamer. Helaas kwam dit voorstel ook met de al hierboven genoemde repressieve maatregelen (identificatieplicht, opsporingsacties en gegevensuitwisseling) waardoor zo’n 5000 illegale arbeiders op straat kwamen te staan. Het Actiefonds pleitte nog steeds tegen deze extreme maatregelen en voor de legalisering van de arbeiders, immers zouden weinig legale werkloze Nederlanders dit soort werk kunnen overnemen, zoals al was gebleken na het 3 april beleid. Na jarenlang voor grote winsten gezorgd te hebben zouden de arbeiders op straat komen te staan. Het Actiefonds pleitte voor een generaal pardon voor ‘confectie-illegalen’, helaas kwam deze er niet.
Tegen de tijd dat de naaiateliers legale ondernemingen waren geworden, waren er nog maar 30 over en de meeste illegale arbeiders zijn hun heil ergens anders gaan zoeken, in Nederland dan wel in Turkije. Dit laat maar weer zien hoe het vechten tegen uitbuiting binnen het kapitalistische systeem een zware strijd blijft. Ondanks de legalisering van de ondernemingen en verbetering van de arbeidsomstandigheden, is dit ten koste gegaan van enorm veel arbeidskrachten en is de productie verplaatst naar lagelonenlanden. C&A lijkt er zo anno 2018 zonder kleerscheuren vanaf te zijn gekomen.
Nu, meer dan twintig jaar later, verschijnen er opnieuw publicaties over moderne slavernij in Nederland. Recent onderzoek van o.a. de Groene Amsterdammer laat zien hoe veel (migranten) arbeiders nog steeds leven onder erbarmelijke arbeidsomstandigheden. Waar het in de jaren ’70 nog ging om gastarbeiders van Turkse of Marokkaanse afkomst, zijn het nu Polen, Roemenen en Bulgaren. Illegalen zijn goedkope arbeidskrachten, over hun rug kunnen vette winsten gemaakt worden. Dit is een strijd waar wij al 50 jaar lang mee bezig zijn en niet zullen opgeven. De Dag van de Arbeid is een goed moment om hierbij stil te staan. Op 1 mei wordt er in Nijmegen samen met de Anarchistische Groep Nijmegen een demonstratie en manifestatie georganiseerd rondom het thema arbeid en de macht van het kapitaal. De macht die zorgt voor ongelijkheid en uitbuiting. Zolang de wereld draait op kapitalistische belangen zal arbeidsuitbuiting een probleem bleven en zullen de acties hiertegen blijven voortduren.
– Berghege, Max, Marjolein de Boer, Sylvana van den Braak, Sacha Hilhorst & Simone Peek, ‘Onderzoek: hoe slachtoffers van arbeidsuitbuiting hun recht niet halen”, De Groene Amsterdammer (22.3.2018)
– Stichting Opstand & XminY (1988), ‘Kolonievorming in het Westen : hoe armoede georganiseerd wordt’: XminY, Kleine XminY Studies ; 4.
– Royen van, Marjon, ‘Malafide mode; Het succes van de illegale naaiateliers’, NRC Handelsblad, 4 mei 1991
– Dreef, M. E. P. (2004). Politiek, migranten en informele economie. Politieke en bestuurlijke ontwikkelingen ten aanzien van de Amsterdamse confectieateliers, 1980-1997 Amsterdam: IMES\
– Archief van Het Actiefonds in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis
– Foto’s uit XminY studies – Carolus van Soest
Tekst: Lisa Schaeffer
Woensdag 11 april 2018 – Vandaag vond de demonstratie en die-in bij de Airbus shareholders meeting in het Okura Hotel plaats. Door de wapenhandel verdienen de aandeelhouders van Airbus enorme bedragen in tijden van oorlog tegen migranten en de militarisering van de Europese grenzen. Het wordt tijd dat deze multinationals verantwoordelijkheid nemen voor hun acties, ook zij hebben bloed aan hun handen!
Het Actiefonds steunde deze demonstratie die werd georganiseerd door Stop the War on Migrants.
Foto’s: Lisa Schaeffer
Het paasweekend begon goed dit jaar met de viering van ons jubileum in Pakhuis de Zwijger. Met een volle zaal en een divers publiek: van Het Actiefonds vrijwilligers en donateurs tot (oud) bestuursleden en staf, van doorgewinterde activisten tot ‘huiskameractivisten’, van geïnteresseerde politici tot mensen die voor het eerst kennis maakte met het activisme en Het Actiefonds.
Bestuursvoorzitter Ifor Schrauwen beet het spits af met een dankwoord aan al onze trouwe donateurs, medewerkers en vrijwilligers door alle jaren heen. Bovendien had hij de eer om onze nieuwe naam, website en huisstijl te onthullen (mooi hè?). Het stokje werd doorgegeven aan de moderator van de avond en tevens oud-bestuurslid, Rosalie Smit. Met verve leidde zij de discussie in goede banen. Want op de onderwerpen hoe directe actie te voeren, het gebruik van wel of geen geweld (lees: zelfverdediging) en de mogelijkheden en beperkingen van samenwerking met verschillende burgerorganisaties, kwamen veel discussiepunten naar boven.
Eva Rovers, kunsthistoricus en schrijfster van verschillende boeken over activisme, gaf een korte lezing over het belang van activisme in de 21e eeuw. Zij blikte terug op verschillende acties uit het verleden. Directe acties die verandering in gang hebben gezet. In plaats van deze directe acties te zien als een op zichzelf staande gebeurtenis, legde Rovers uit dat aan directe actie een enorme organisatie en planning aan te pas komt. Hierbij noemde ze bijvoorbeeld de Amerikaanse burgeractivisten Rosa Parker en Martin Luther King.
Vervolgens werd met Peter Polder van Stroomversnellers verder nagedacht over effectief actievoeren. Via een mini-workshop over het mobiliseren van een beweging, het inhoudelijk koers zetten, en campagnestrategie maken. Uiteindelijk zijn directe acties niet alleen manifestaties op straat, maar meer nog is het een middel om actiepunten op de politieke agenda of in de media te krijgen. Peter gaf tips aan (toekomstige) activisten in de zaal, maar er werd ook een interessante discussie gestart met een kritisch oog op de middelen die beschikbaar zijn voor activisten en de mate waarop deze (financiële) middelen vaak minder bereikbaar zijn voor de gemarginaliseerde groep activisten/burgers.
Daarna was het tijd voor het panelgesprek met So Roustayar, Kees Stad, Teresa Borasino en Ivo Verburg. Er werd gesproken over de samenhang met de manier waarop in de actiewereld de groepen zijn versplinterd. Anders dan vroeger, of valt dit wel mee? Herinneringen van de doorgewinterde activist Kees Stad waren interessante en vermakelijke anekdotes. Hij sprak over de tijd dat hij van Twello naar Amsterdam verhuisde en zijn weg vond in het activisme, de krakerswereld en zijn eerste gevangeniservaring. Ook moderator Rosalie kon zich nog goed haar eerste ervaring met het geweldsmonopolie van de Nederlandse staat herinneren.
De performance van Fossil Free Culture in het van Gogh Museum – mede-georganiseerd door panellid Teresa Borasino – werd aangehaald als een mooi voorbeeld van hoe kunst en directe actie goed in elkaar doorvloeien en veel media-aandacht kunnen genereren. Maar werd zich ook afgevraagd of de media aandacht, niet vooral is gekomen door de arrestatie van de politie die volgde op de actie. De media speelt een rol in het ‘framen’ van linkse activisten in de gewelddadige hoek, zo bleek ook weer uit de protesten van afgelopen maand in Amsterdam (lees meer hier). Media schrijven vaak over demonstraties met de verwachting dat het ‘uit de hand zal lopen’, wat voorbij gaat aan de boodschap van de demonstratie. Een frustratie voor veel aanwezigen in de zaal.
Is het mogelijk om een paraplu te vormen met verschillende burgerorganisaties? Daarvoor moeten we in ieder geval interne problemen (witheid van bepaalde groepen zoals de milieubeweging, toegang tot financiële middelen, geïnstitutionaliseerd racisme – ook in de actiewereld) openlijk gaan bespreken en aan gaan werken. Afgelopen vrijdag was daarvoor een mooi begin. Niet ieders agenda hoeft overeen te komen, maar krachten kunnen worden gebundeld en samenwerking kunnen worden aangegaan voor onderwerpen waar organisaties solidair mee zijn. Zo merkten de activisten die het referendum tegen de Sleepwet voor elkaar kregen op dat zij later in het proces veel hebben gehad aan de steun van andere organisaties zoals Milieudefensie.
Na het programma stonden CODE ROOD, 8 maart comité, We Are Here, Comité 21 maart en Ongehoord met informatiestandjes in de foyer. De bezoekers bleven nog lang hangen en we vingen hier en daar al plannen voor nieuwe samenwerkingen op. Genoeg ‘Food for Thought’ en ideeën om verder op te broeden. Feit is dat directe actie terug is van nooit weggeweest, dat liet deze avond maar weer zien.
Op naar de volgende zeggen wij, zien we jou daar ook (weer)?
Vandaag vieren wij ons 50 jarig bestaan! Onze onafhankelijke, rechtvaardige en revolutionaire koers zetten wij standvastig en onveranderd door.
Maar wel met een nieuw uiterlijk. Met trots lanceren wij vandaag dan ook onze nieuwe website en nieuwe visuele identiteit. Met hulp van ontwerpbureau Cometa zijn wij op zoek gegaan naar een beeldtaal waaruit spreekt wat wij doen: activisten ondersteunen in het realiseren van radicale maatschappelijke verandering.
Ook onze naam zal voortaan uitdragen wat we doen. Vanaf heden gaan wij verder onder de naam Het Actiefonds. Want dat is waar wij voor staan: actie voor verandering!
We gaan jullie hier nog beter op de hoogte houden van de acties die wij steunen en zullen regelmatig updates geven. En vanaf nu is het ook nog makkelijker om actiegroepen te steunen met een eenmalige donatie via iDeal of een maandelijkse incasso. Zet hetactiefonds.nl dus in je favorieten!
Wij zijn ontzettend blij en trots. Wat vinden jullie er van?
Het Actiefonds blikt terug op de campagne ‘Media voor Verzet’ uit 1986, een campagne die in teken stond van persvrijheid voor de verzetsbewegingen in El Salvador, de Filipijnen, Oost-Timor en Eritrea.
“Waar vakbonden verboden worden, ondersteunt XminY de arbeiders die zich toch organiseren. Waar de vrije meningsuiting onderdrukt wordt, steunt XminY de verspreiding van verboden drukwerk. Waar het volk monddood wordt gemaakt steunt XminY linkse politieke organisaties. Waar het volk strijdt voor onafhankelijkheid en zelfbeschikking, steunt XminY bevrijdingsbewegingen.” – (advertentie Het Actiefonds uit 1982)
Deze advertentietekst laat kort maar krachtig zien wat de uitgangspunten waren van Het Actiefonds in de jaren tachtig. Deze tijd werd gekenmerkt door de “communistische dreiging” tijdens de koude oorlog, de machtsstrijd die gevoerd werd tussen communisten en kapitalisten, maar ook tussen kolonialisten en anti-kolonialisten, onderdrukkers en onderdrukten of het volk en de regering. Zowel links als rechts, volksbewegingen en overheden, nationaal en internationaal, gingen met vol offensief de strijd aan voor ’rechtvaardigheid’. Miljoenen burgers over de hele wereld vonden de dood in deze strijd voor hun idealen van vrijheid en gelijkheid.
Het Actiefonds blikt terug op de campagne ‘Media voor verzet’ uit 1986, een campagne die geld heeft ingezameld voor mediamateriaal voor verzetsbewegingen in El Salvador, de Filipijnen, Oost-Timor en Eritrea. Onder het mediamateriaal waar geld voor werd ingezameld zaten bijvoorbeeld telexverbindingen en materiaal om de onafhankelijke radiostations (her) op te bouwen. De campagne ‘Media voor Verzet’ – mede georganiseerd door Filipijnengroep Nederland, gezamenlijke El Salvador comités, comité Indonesië, stichting Radio Farabundo Marti en Werkgroep Eritrea – had als doel het geluid tegen de heersende partij, vaak een dictatuur, te laten horen.
“De bewegingen ten behoeve waarvan media gefinancierd worden zijn allen oppositiebewegingen. Echter, de regimes waartegen zij oppositie voeren, verschillen qua politieke ‘kleur’, en qua positie binnen de oost-west-verhoudingen. De campagne Media voor Verzet wil geen positie kiezen binnen de oost-west tegenstelling. Uitgangspunt van de campagne is dat waar geen sprake is van persvrijheid of van vrijheid van meningsuiting, er een van de voorwaarden ontbreekt voor een menswaardig bestaan.” (Media voor verzet, 3)
In Nederland reisde Het Actiefonds met de Media voor Verzet campagne het land door met manifestaties, waar landencomités, anti-racismegroepen en foto- en videotentoonstellingen aanwezig waren om informatie te verstrekken en om steun te vragen. Vier verzetsbewegingen verdeeld over verschillende werelddelen zijn ondersteund dankzij deze campagne.
In El Salvador steunde Het Actiefonds de radiozenders Radio Venceremos en Radio Farabundo Marti van het verzetsfront FMLN. De burgeroorlog in El Salvador was een volksstrijd in de klassieke zin van het woord: de arbeiders en de boeren tegen de grootmachten. Zowel de nationale als de Amerikaanse overheid hadden een diplomatiek belang in dit kleine land in Midden-Amerika. Tijdens de burgeroorlog werden de zendstations door de militairen gesloten, waardoor geen ongecensureerd nieuws meer naar buiten kwam: “In El Salvador zijn alle media die mogelijk vraagtekens zetten bij het bewind verdwenen: drukkerijen en redactielokalen zijn in die periode opgeblazen, journalisten vermoord, de journalistenvakbond is in ballingschap in Mexico”, zo schrijven de actiegroepen voor Media voor Verzet. Daarom bouwden de leden van de volksradio hun eigen zenders. Helaas werden ook deze zenders constant vernietigd door het leger waardoor de verzetsgroepen meer reservemateriaal nodig hadden. Het geld dat is overgehouden aan de campagne in Nederland, is voor dit reservemateriaal opgestuurd. De verzetsbeweging heeft nog tot 1992 moeten strijden. Toen pas werd er een vredesovereenkomst getekend. Vandaag de dag is de FMLN de tweede grootste partij in El Salvador.
In Oost-Timor steunde Het Actiefonds materiaal voor een telexverbinding. De verzetsbeweging Fretelin had deze telexverbinding tussen Portugal en Australië nodig om berichten over Oost-Timor naar het buitenland te krijgen, want ook voor hen was er geen persvrijheid. “Op Oost-Timor mag sinds de Indonesische bezetting in 1975 geen journalist meer komen zonder speciale vergunning van de Indonesische overheid en zonder escorte van het Indonesische leger.” (Media voor verzet, 1986: 4) Om het geheugen nog even op te frissen: Oost-Timor heeft een langdurige strijd voor onafhankelijkheid gevoerd. Verschillende partijen vochten voor de macht om dit eiland. Het Revolutionaire Front van Oost-Timor, oftewel het Fretelin, was een voorstander van een onmiddellijke onafhankelijkheid van Portugal. Maar op 9 december 1975 vielen Indonesische troepen vanuit West-Timor binnen en werd het als provincie ingelijfd. Fretelin startte een verzetsstrijd tegen deze bloederige onderdrukking. De ‘integratie-oorlog’ van Indonesië kostte 200.000 Oost-Timorezen het leven. Na een lange, internationale strijd kwam er na de dood van president Soeharto in 1998 weer hoop en in 1999 werd er een referendum gehouden voor onafhankelijkheid. Pas in 2002 vertrok de laatste internationale troepenmacht uit Oost-Timor en werd het land echt onafhankelijk.
Ook het land Eritrea kende een lange strijd naar onafhankelijkheid. De Ethiopische keizer Haile Selassie was een bondgenoot van Amerika (hij zond troepen naar Noord-Korea en verleende belangrijke militaire faciliteiten in Eritrea) en zo werd Eritrea na de Tweede Wereldoorlog als Italiaanse kolonie gedwongen een federatie met Ethiopië te vormen. Door het bezit van Eritrea kreeg de keizer toegang tot de Rode Zee. De Eritrese bevrijdingsbeweging werd daarna opgericht en in de jaren ’60 en ’70 werd er continu campagne gevoerd tegen het Ethiopische leger. Daarin heeft Het Actiefonds het communicatiemateriaal voor het bevrijdingsfront EPLF (Eritrea People Liberation Front) gesteund met een sterkere zender en een groter bereik voor haar radio – The Voices of the Masses. Het EPLF vocht tegen het Ethiopisch leger voor onafhankelijkheid, die zij pas in 1993 officieel kregen. Dertig procent van de soldaten waren vrouwen en EPLF richtte ondergrondse ziekenhuizen in waar zij ook farmaceutische middelen produceerden. Zij namen hun tegenstanders van het leger gevangen en in plaats van martelingen gaven zij hen les over wereldpolitiek en de standpunten van het bevrijdingsfront.
Het enige land in deze campagne waar de ‘onafhankelijkheid’ of de guerrillastrijd het niet ‘won’, is in de Filipijnen. Het land wordt nog steeds geteisterd door corruptie, schandalen en schulden. Het land kent een lange geschiedenis van (koloniale) onderdrukking en een grote kloof tussen arm en rijk. In 1969 werd het National Democratic Front (NDF) opgericht, een samenvoeging van verschillende progressieve sociaal economische organisaties, inheemse volksrechten organisaties en links politieke actiegroepen. Zij vormden een tegengeluid tegen het dictatoriale regime van President Ferdinand Marcos. Dit tegengeluid mondde uit in een gewapende revolutiestrijd tussen het NDA en de regering. De volksbeweging NDF (en het leger NDA) werd vaak in de media aangeduid als terroristen of communisten, terwijl kritiek rondom de dictator Marcos uitbleef. Het steunen van het Filipijns verzet werd in de media afgezet als steun aan het communisme en de gewapende strijd. De kloof tussen arm en rijk, ook in de mediavoorziening, heeft zich niet verbetert. Anno 2018 onder president Rodrigo Duterte, regeert de elite nog steeds met de ijzeren hand over de arme sloppenwijken van de Filipijnen.
Al deze bevrijdingsbewegingen zijn als extreemlinkse groeperingen de geschiedenisboeken in gegaan. De campagne voor ondersteuning van bevrijdingsgroepen moet daarom ook gezien worden in het licht van het tijdsbeeld waar onderdrukte landen zich vrijvochten van koloniale banden of dictatoriale machthebbers. Verandering en de strijd voor verandering, tegen dictaturen of onderdrukking, was in de jaren tachtig vaak een strijd tussen guerrillabewegingen en de overheid. Al is in de Filipijnen geen bevrijding geweest; in Eritrea, Oost-Timor en El Salvador is dit wel gebeurd. Media voor Verzet was een campagne die aandacht vroeg voor censuur en verkeerde of oneerlijke informatiewinning tijdens onafhankelijkheidsoorlogen over de hele wereld. Alhoewel gewapende verzetsstrijd nu deel van de geschiedenis is, verzetten blijven wij ons nog steeds tegen de grootmachten, censuur en foutieve informatieverspreiding en de gepaarde onderdrukking.
Dit verhaal is geschreven door Lisa Schaeffer aan de hand van materiaal van de campagne en het gepubliceerde boek ‘Media voor Verzet’ uit het Het Actiefonds archief in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.
De lokale bevolking van de gemeente Lousame in Spanje kwam op ludieke wijze in protest tegen de mijnbouwactiviteiten op hun grond. Door inheemse bomen te planten in de mijnschachten en mijnbouwgaten herwonnen ze hun afgepakte grond en herstelden ze deze tegelijkertijd. Nu legt het mijnbouwbedrijf Sacyr Group het bijltje erbij neer.
Multinational Sacyr Group heeft bekend gemaakt te stoppen met de zwaar vervuilende mijnbouwactiviteiten. Het bericht kwam nadat de lokale bevolking in actie kwam. Met hulp van Het Actiefonds planten ze honderden bomen en zo herwonnen ze hun land. Een enorm succes! De gemeenschappen hebben aangegeven de komende jaren door te gaan met het planten van bomen om de vervuilde grond zo te reinigen.