Oproep tot gerechtigheid
Internationaal klinkt nu de oproep voor onafhankelijk onderzoek naar de moord op Berta Cáceres, die door de Hondurese politie gelijk werd afgedaan als een roofmoord. Zo bracht de Nederlandse ambassadeur een bezoek aan Honduras en sprak ze met leden van COPINH, de familie van Berta, en de Hondurese minister van Buitenlandse Zaken, die plechtig beloofde dat er grondig onderzoek gedaan zou worden.
De internationale missie ‘Justicia para Berta’ bezocht eveneens het land, maar concludeerde dat de Hondurese overheid juist geen enkele moeite doet om transparant naar buiten te treden over de zaak. De Mexicaanse milieuactivist Gustavo Castro Soto – overlevende van de aanslag op Berta en de enige getuige – is door de autoriteiten verboden het land te verlaten en heeft zich verscholen in de Mexicaanse ambassade om zijn eigen veiligheid te garanderen.
De criminalisatie van COPINH
Terwijl de tijd verstrijkt, lijkt de kans op gerechtigheid voor de familie van Berta en COPINH te krimpen. Men heeft geen enkel vertrouwen in de Hondurese politie, die de leden van COPINH behandelt alsof ze verdachten zijn. De coördinator van de organisatie, Tomás Membreño, heeft de begrafenis van Berta maar deels kunnen bijwonen: net als andere leden van de beweging is hij dagen achter elkaar verhoord, tot wel 12 uur achter elkaar.
Terwijl COPINH wordt gecriminaliseerd met betrekking tot de moord op haar eigen leider, is er geen enkele aanwijzing dat de mensen die Berta eerder bedreigd hebben zijn gearresteerd of verhoord. Als zelfs de materiële daders niet gevonden worden, blijven de opdrachtgevers van deze laffe aanval voorgoed uit het zicht.
FMO’s verantwoordelijkheid
FMO’s beslissing om haar investeringen in Honduras te bevriezen is een belangrijke eerste stap. Maar Berta werd al jarenlang bedreigd en met haar vele andere milieu, land- en mensenrechtenactivisten in Honduras. De Hondurese mensenrechtensituatie heeft FMO er nooit van weerhouden zaken te doen met een oligarchie, die door het gebruik van terreur de macht behoudt en daarmee enorme ongelijkheid in stand houdt. Daarnaast heeft de bank de talloze alarmerende signalen met betrekking tot het Agua Zarca-project jarenlang actief genegeerd, om haar investeringsagenda niet in gevaar te brengen.
FMO heeft haar investering in het project nog steeds niet teruggetrokken en blijft het project publiekelijk verdedigen, met als argument dat het project ontwikkeling zou brengen en dat het steun zou hebben van de lokale bevolking. Men heeft nu voorgesteld om, ‘wanneer de veiligheidssituatie het toelaat’, een bezoek te brengen aan Honduras en zodoende alle lopende investeringen te evalueren. De veiligheidssituatie is de afgelopen jaren nooit goed geweest en dit zal ook niet zomaar veranderen. Daarnaast is het nog maar de vraag hoe de bank met één kort bezoek een grondige evaluatie van tenminste tien investeringen kan uitvoeren.
Hoe verder?
Hoewel Honduras nu internationaal in de belangstelling staat, is er op de grond niets veranderd. De Hondurese overheid lijkt immuun voor kritiek van buitenaf en er heerst een klimaat van angst onder activisten: als men Berta kan vermoorden en er straffeloos mee weg kan komen, is niemand nog veilig. De Hondurezen zijn dan ook bang dat de vervolging zal toenemen, en de investeringskraan van FMO opnieuw open gaat, zodra de internationale aandacht voor Honduras weer verslapt.
In de maanden voor haar dood bereidde Berta zich voor op een reis naar Nederland en Finland om met de betrokken banken te spreken en om aandacht te vragen voor haar strijd. Nu is het te laat, maar een bezoek aan Europa is mogelijk nog steeds nodig om de banken te overtuigen zich volledig terug te trekken uit het ‘project des doods’, zoals Agua Zarca ondertussen bestempeld is in Honduras. Het Actiefonds zet alle zeilen bij om COPINH bij te blijven staan in haar strijd voor gerechtigheid.